Wanneer is welke therapie effectief
Wanneer is welke therapie effectief en wat kun je er als cliënt van verwachten? Deze maand de vierde aflevering van een serie over twaalf psychotherapieën, hun uitgangspunten, werkwijze, duur en frequentie. Reguliere en alternatieve therapieën komen aan bod, met bij elke therapie de pluspunten, maar ook kritische kanttekeningen.
TEKST: MAJA VERVOORT – INTERVIEWS: MONIQUE WEILAND EN JEANETTE VAN HAASEN
Gepubliceerd in Psychologie Magazine, maart 2002
Hypnotherapie
Hypnotherapie is geen op zichzelf staande psychotherapie, maar is het toepassen van hypnose als methode binnen een therapie. Doel ís het teweegbrengen van een bewustzijnstoestand (trance) die het voor de cliënt makkelijker maakt zijn of haar probleem te onderzoeken, en bepaalde suggesties van de therapeut te volgen. Hypnose kan in principe binnen elke vorm van therapie gebruikt worden.
Een hypnotische toestand is geen slaaptoestand, de cliënt verliest ook niet alle bewustzijn van de omgeving. Het ís een toestand van diepe, geconcentreerde ontspanning en heeft eerder raakvlakken met meditatie en yoga. In tegenstelling tot de populaire opvatting van hypnose, waarbij de gehypnotiseerde een willoos slachtoffer is dat alle opdrachten van de hypnotiseur als een robot uitvoert, is de cliënt tijdens een hypnotherapie actief en geconcentreerd aan het werk. De therapeut maakt gebruik van natuurlijke vaardigheden van de cliënt: zích concentreren, zich ontspannen, positieve gedachten oproepen en vasthouden, en het zelf vinden van oplossingen voor problemen. Uitgangspunt is dat hypnose toegang geeft tot het onbewuste en dat de cliënt de eigen hulpbronnen die onbewust aanwezig zijn, tijdens hypnose oproept en optimaal kan activeren.
hypnose is in feite zelfhypnose
Alle hypnose is in feite zelfhypnose, maar dan onder leiding van de therapeut. De therapeut zal allereerst een standaardtest afnemen om te bepalen in hoeverre je ontvankelijk bent voor hypnose. Het in trance brengen begint met de hypnotische inductie Hierin komen drie elementen vaak terug: het richten van de aandacht (bijvoorbeeld je ogen op iets fixeren, je arm omhoog laten gaan), het teweegbrengen van relaxatie, en het oproepen van beelden (zoals een warm strand of een zomers bos).
Een standaardinductie is bijvoorbeeld*: `Nu ga je gewoon gemakkelijk zitten, voeten plat op de vloer, handen los van elkaar, en houd je hoofd recht, terwijl je je ogen naar boven richt. En terwijl je je ogen naar boven houdt, laat je je oogleden langzaam zakken. En dan kun je je ogen ontspannen tot ze zo ontspannen zijn, en zo zwaar dat ze geen zin hebben om open te gaan. En dan laat je dat zware ontspannen gevoel zich verspreiden door je lichaam, en laat je je lichaam in de stoel zinken. Terwijl je lichaam in de stoel zinkt, kun je je aandacht naar binnen richten en kun je het gevoel krijgen vast zweven of drijven. Gewoon zweven of drijven naar een dieper niveau, van rust en gemak, van vrede en veiligheid.’
De therapeut vraagt je vervolgens het gevoel van opperste kalmte en tevredenheid vast te houden, ook wanneer de focus naar je problemen wordt verlegd. Vervolgens geeft de therapeut enkele suggesties of opdrachten. Deze suggesties tijdens hypnose kunnen direct gericht zijn op het verminderen van klachten. Bijvoorbeeld: – je stelt je onder hypnose voor dat je je allerlaatste sigaret weggooit. je stelt je ook voor dat je je behoefte aan sigaretten weggooit. – Je stelt je voor hoe een gevoel van weldadige warmte de chronische pijn verdrijft. De suggesties kunnen ook gericht zijn op de versterking van het ego en het nemen van hindernissen. Bijvoorbeeld: – Je wordt gevraagd je onder hypnose een traumatische gebeurtenis voor te stellen of opnieuw te beleven zonder daarvoor weg te vluchten. Als je een fobie hebt, word je gevraagd je de angstwekkende situatie voor te stellen, zonder je rustige en prettige stemming te verliezen. – je krijgt de opdracht in alle rust te onderzoeken wat er moet gebeuren om een traumatische of pijnlijke situatie anders te beleven. De suggesties van de therapeut kunnen ook expliciet gericht zijn op het onderzoeken van de oorzaken van een probleem, bijvoorbeeld door in je fantasie terug te gaan in je verleden.
Vaak krijg je na de sessie een bandje mee waarmee je thuis dezelfde oefeningen kunt doen, als een vorm van zelfhypnose.
Hypnose werd aanvankelijk vooral binnen de geneeskunde gebruikt (als anestheticum) en werd eind negentiende eeuw in Frankrijk ‘ontdekt’ als veelbelovende methode bij neurologische aandoeningen. Het bekendst werd de toepassing bij hysterische verlammingen. Sigmund Freud gebruikte hypnose in het begin van zijn loopbaan om onbewuste conflicten uit de kindertijd te onderzoeken, maar verwierp deze methode later ten gunste van de `vrije associatie’
Milton Erickson
Hypnose raakte in onbruik, maar beleefde een revival door het werk van de Amerikaanse psychiater Milton Erickson (1901-1980) die de zelfwerkzaamheid van de cliënt vooropstelde. Volgens Erickson heeft iedereen het vermogen in trance te geraken en op deze wijze onbewuste hulpbronnen in zichzelf te activeren. De houding van de therapeut moet er een zijn van `maximale flexibiliteit’, wat wil zeggen dat hij niet vanuit een vooropgesteld kader werkt, maar weinig directe suggesties geeft en zich voornamelijk laat leiden door wat de cliënt naar voren brengt.
Hypnose kan in principe binnen elke vorm van therapie worden gebruikt. Door de hypnose ontstaat een grotere ontvankelijkheid voor de therapeutische interventies, ongeacht of het gaat om een psychoanalyse, een cliëntgerichte aanpak, een cognitieve therapie of een gedragstherapie.
Hypnose is het meest bekend geworden als procedure binnen klachtgerichte therapieën, zoals de behandeling van:
- rook- of drinkverslaving
- psychotrauma’s
- chronische pijn
- dissociatieverschijnselen
- conversieverschijnselen
- psychosomatische klachten
- seksuele problemen
- eetproblemen
- angst en fobieën.
Buiten een psychotherapeutische setting wordt hypnose met succes gebruikt als `verdoving’ in de tandheelkunde en de geneeskunde, en als middel om bijwerkingen te bestrijden van ingrijpende behandelingen, zoals chemotherapie.
Het aantal sessies verschilt per therapeut, maar zal in het algemeen liggen tussen de tien à dertig sessies, afhankelijk van de klacht.
Uit onderzoek is gebleken dat niet iedereen even makkelijk onder hypnose komt en dat hypnose dus niet een algemeen geschikte (hulp)methode is. Hypnotiseerbaarheid is een stabiele eigenschap, hetgeen wil zeggen dat het niet door oefenen is aan te leren. In hoeverre mensen ontvankelijk zijn voor hypnose, hangt of van hun voorstellingsvermogen en hun vaardigheid om te fantaseren. Kinderen en adolescenten zijn in het algemeen iets ontvankelijker voor hypnose dan volwassenen. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen en er is geen verband met intelligentie of extraversie.
Er is veel kritiek geweest op het toepassen van hypnose als methode om verdrongen jeugdherinneringen te achterhalen. Het waarheidsgehalte van herinneringen aan bijvoorbeeld incest, is discutabel. De achterliggende hypothese dat traumatische gebeurtenissen uit de vroege jeugd verdrongen worden en pas onder hypnose ontdekt worden, is nooit bevestigd. Aangetoond is juist dat veel van deze herinneringen tijdens de therapie worden verzonnen, al dan niet als gevolg van de fantasie stimulerende hypnotische suggesties. Men is om deze reden veel voorzichtiger geworden met hypnose als hulpmiddel bij `ontdekkende’ therapieën.
o Nederlandse Vereniging voor Hypnose, secretariaat: Herenstraat 1B 3512 KA Utrecht, tel. 030-2341354, www.nvvh.com, e-mail: secretariaat@nvvh.com
o Korzybski Instituut, M. Habetslaan 3z, 3600 Genk, België, tel. 089138-33-22, www.korzybski.com, e-mail: solutions.network@skynet.be
o Vlaamse Wetenschappelijke Hypnose Vereniging vzw, p/a u.c. Sint-Jozef, Leuvensesteenweg 877, 3070 Kortenberg, België, correspondentie secretariaat: Dennenlaan 9, 1.222 Itegem, België, tel. 01512q.51.á3, www.vhyp.be
o B. Alman en P T Lambrou, Praktische zelfhypnose voor iedereen. Baarn: De Kern Uitgevers, ISBN 51032505505
o J.M. Gladder, Korte psychotherapie met hypnose en NLP, Lisse: Swets & Zeitlinger, ISBN 9026514050
*uit: J.M. Cladder, “Korte psychotherapie met hypnose en NLP”
1. De therapeut: ‘Alle hypnose is zelfhypnose’
Henri de Berk is psychiater en psychotherapeut. Hij werkt in een GGZ-instelling en heeft een eigen praktijk: ‘Ik noem mezelf geen ‘hypnotherapeut’ en onze vereniging heeft ook bewust de naam gekozen van Nederlandse Vereniging voor Hypnose. Psychologen, artsen en tandartsen kunnen hier een hypnoseopleiding volgen. We sluiten aan bij de reguliere hulpverlening. Je doet geen hypnotherapie, maar geeft een psychiatrische, psychotherapeutische, medische of tandheelkundige behandeling en je maakt gebruik van hypnotische technieken ter ondersteuning van je therapie. In mijn praktijk pas ik hypnose toe bij mensen die last hebben van onzekerheid, depressieve gevoelens, angsten, onbegrepen lichamelijke klachten zoals conversie, posttraumatische stress, gestagneerde rouw of slechte gewoonten als roken. Het is niet geschikt bij psychotische stoornissen of bij zware depressies; dan is medicatie de eerst aangewezen behandeling. In de eerste sessies vertellen cliënten hun probleem en levensgeschiedenis en dan zeg ik bijvoorbeeld: “Als a uw verhaal zo omschrijft, denk ik dat a mogelijk baat kunt hebben bij hypnose.” Dan komen er vragen als “Maar weet ik dan niets meer?” en “Rasta Rostelli heeft toch mensen in zijn macht?” Ik neem veel tijd om uit te leggen dal hypnose een heel gewoon verschijnsel is; dal iedereen het wel meemaakt dat bij in een spannende film verdiept is en dan de bel niet meer hoort, of in de auto rijdt en ineens denkt: goh, ben ik hier al. Eigenlijk is hypnose niets anders dan je zo sterk concentreren op datgene wat belangrijk voor je is, dat je de wereld om je heen even vergeet. Ik stel dan voor ze daarvan een voorbeeldje te geven en doe vervolgens een kleine ontspanningsoefening, waarbij de cliënt in zijn verbeelding een prettige plek opzoekt. Dan merken cliënten dat ze dal kunnen, dat het iets heel gewoons is en dal het nog plezierig is ook. Ik kreeg een Brabantse vrouw van eind vijftig doorverwezen die niet kon lopen en in de rolstoel zat. “De neuroloog zegt dat ik een conversie heb en dat het met spanningen te maken heeft”, zei ze, “maar ik voel me helemaal niet gespannen.” “Daar hebt u gelijk in”, zei ik, “natuurlijk voelt u zich niet gespannen, dat kan ook niet, want het zijn onbewuste spanningen.” Met haar heb ik een oefening gedaan waarbij je je voorstelt dat je naar een prettige plek gaat – voor haar was dat het strand – en gesuggereerd dat er bij elke uitademing spanning weggaat en bij elke inademing kracht naar binnen stroomt, die via de longen in het bloed komt en zo naar alle spieren gaat, waardoor ze haar beenspieren steeds beter zou kunnen bewegen en ze steeds sterker zou worden.
De woordkeuze en formulering van mijn suggesties sluiten aan bij de taal van de cliënt en bij de bewegingen die ik zie tijdens de oefening. Na twaalf sessies kon ze weer lopen, eerst nog met krukken, later zonder, zij het niet als een kievit. Zó n cliënt is dan stomverbaasd over het resultaat, maar daar reageer ik op met: “Wat leuk dat u zo verbaasd bent over uw eigen mogelijkheden.” Ik complimenteer haar met wat zij gedaan heeft, want alle hypnose is zelfhypnose. Dit voorbeeld klinkt spectaculair, maar het is echt een gemiddelde cliënt. Het is zo jammer dat veel behandelaars hypnose niet kennen. Wat we in de sessie doen, kan iemand ook zelf thuis doen. Ik neem de sessie op een bandje op en dal krijg je mee naar huis om te oefenen, zodat je die dingen die ik in een zitting zeg, thuis tegen jezelf leert zeggen. Ik geef veel huiswerk en spreek cliënten eens in de twee of drie weken. Een jaar is ongeveer de gemiddelde therapieduur, dat komt dus neer op zo’n n twintig sessies. Mijn criterium of een therapie is geslaagd, is niet alleen dat de klacht weg is, dat zo’n mevrouw weer kan lopen. Ze moet ook het gevoel hebben dat ze er zelf verder mee kan. Ik vraag cliënten aan het eind: “Stel dal je zulke klachten weer zou krijgen, kun je er dan zelf wat mee?” Als ze ja zeggen, is het oké.’ (MW)
2. De cliënt: ‘Ik ben minder verlegen geworden’
Steve Weltink (32) is chef-kok en restauranteigenaar: ‘Hypnotherapie kwam bij toeval op mijn pad, ik heb er niet bewust naar gezocht. De eerste ervaringen waren doodeng. Je daalt wekelijks of naar vroegere ervaringen die je allang vergeten bent, maar die nog steeds onbewust in je leven doorspelen. Heel confronterend. Je zoekt oude angsten en pijnen op door je geest en lichaam onder begeleiding te ontspannen, waardoor je in een soort trance komt. Denk niet dat je niet meer weet wat je doet; je bent er nog helemaal bij, maar je laat je leiden door de woorden van de therapeut, waardoor je op een ander bewustzijnsvlak komt. Door negatieve emoties toe te laten, ze te herbeleven en vervolgens te accepteren, leerde ik een scheiding aan te brengen tussen datgene wat me in het verleden is aangedaan en degene die ik zelf ben. Oud zeer kreeg een plek. Ik ben altijd verschrikkelijk verlegen geweest.
Zo erg. dat ik niet voor mezelf opkwam en confrontaties met mensen uit de weg ging. Zelfs in mijn eigen restaurant durfde ik nauwelijks met mijn gasten te spreken. Ik reageerde ook vreemd op complimentjes, alsof ze niet waar konden zijn. Faalangst en de vraag ‘Doe ik het goed?’ hielden me constant bezig. Door hypnotherapie weet ik nu waarom. Nog steeds probeerde ik mezelf onbewust tegenover mijn vader te bewijzen die vond dat ik maar weinig voorstelde. In zijn ogen deugde ik niet en ik wilde juist wél deugen. Langzaam leer ik deze negatieve verbinding met mijn vader los te laten, waardoor ik me zelfstandiger en onafhankelijker voel. Mijn verlegenheid is veel minder geworden. Ik durf nu makkelijker met mensen te praten en opener over mezelf te zijn. Vluchten in mijn werk was altijd mijn redding geweest om ongemakkelijke situaties te vermijden, maar ik ren er niet meer voor weg. Mijn eigen angsten onder ogen durven zien. brengt me dichter bij mezelf. Een hoop vragen over wie ik ben en waarom ik doe zoals ik doe, zijn door mijn ervaringen in hypnotherapie beantwoord. Dat geeft een beetje rust, maar vooral zelfacceptatie. De sessies waren emotioneel zwaar. Ze hakken er enorm in en je bent het de volgende dag niet zomaar kwijt. Je voelt je vreselijk kwetsbaar en emotioneel en zult onder die omstandigheden toch door moeten gaan met leven en werken. De neiging om opnieuw een muur op te trekken, was en is nog steeds aanwezig. Toch kan ik mezelf niet meer voor de gek houden: wat ik nu over mezelf heb geleerd, raak ik niet meer kwijt. Waar ik voorheen op de vlucht sloeg, blijf ik nu vaker bij mijn gevoelens stilstaan. Je kunt niet voor jezelf blijven wegrennen.’ (JvH)
De naam Steve Weltink is gefingeerd