Oorsprong NLP

Volgens de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn komen omwentelingen in een wetenschap vaak tot stand doordat mensen van buiten die wetenschap zich ermee gaan bemoeien. Je ziet dat onder meer in de psychologie waar door de inbreng van biologen, antropologen en informatici de afgelopen jaren in snel tempo het spectaculaire nieuwe vakgebied van de evolutionaire psychologie is ontwikkeld (Barrett, Dunbar & Lycett 2002). En je ziet het in de medische wetenschap waaronder invloed van de evolutionaire biologie en de cognitieve wetenschappenlangzaam maar zeker een heel nieuwe kijk op ziekte aan het ontstaan is (Nesse & Williams 1995).

Het begin van NLP

Het begin van NLP (1972-1981)Jos S.L. Ykema, Voorburg, september 2004Volgens de wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn komen omwentelingen in een wetenschap vaak tot stand doordat mensen van buiten die wetenschap zich ermee gaan bemoeien. Je ziet dat onder meer in de psychologie waardoor de inbreng van biologen, antropologen en informaticide afgelopen jaren in snel tempo het spectaculaire nieuwe vakgebied van de evolutionaire psychologie is ontwikkeld (Barrett, Dunbar & Lycett 2002). En je ziet het in de medische wetenschap waaronder invloed van de evolutionaire biologie en de cognitieve wetenschappenlangzaam maar zeker een heel nieuwe kijk op ziekte aan het ontstaan is (Nesse & Williams 1995).

Het Neuro-Linguïstisch Programmeren (NLP) is een nieuwe stroming in de psychologie die nauw bij deze ontwikkelingen aansluit. Ook NLP is een goed voorbeeld van de stelling van Kuhn, want het is ontstaan uit de samenwerking van twee niet-psychologende linguïst John Grinder en de student wiskunde en informatica Richard Bandler.

Richard Bandler

Richard Bandler (geb. 1950) was in 1972 vierdejaars student wiskunde en informatica aan het Kresge College van de Universiteit van Californië in Santa Cruz. Hij woonde destijds in een huisje op het landgoed van Robert S. Spitzer, psychiater en eigenaar van de uitgeverij Science and Behavior Books. Spitzer had al jaren het plan om een aantal boeken uit te geven over het werk van de inmiddels overleden Gestalttherapeut Frederick (‘Fritz’) Perls (1893-1970). In 1972 vroeg hij daarom aan Bandler om als bijbaantje bij de uitgeverijtransscripties te maken van allerlei op film opgenomen materiaal van Perls. Vlak daarna leerde Bandler bij de Spitzers de gezinstherapeute Virginia Satir kennen. Satir (1916-1988) was de grondlegster van de Conjoint Family Therapy, een van de eerste therapievormen[2]waarin niet met individuen afzonderlijk, maar met het voltallige gezin wordt gewerkt. Ook over haar werk wilde Spitzer een boek uitgeven en daarom werd Bandler gevraagd om haar therapieworkshops op video op te nemen en daar transscripties van te maken. Naar verluidt was Bandler zo onder de indruk van het werk van Satir, dat hij van 1972 tot 1974 vrijwel al haar workshops bijwoonde (Walker 1996).

Uit de transscripties van het filmmateriaal van Perls en Satir bleek al gauw dat Bandlerdaarbij ongetwijfeld gesteund door zijn wiskundige achtergrondeen groot talent bezat om patronen in het taalgebruik van deze therapeuten te herkennen. Het verhaal gaat, dat Virginia Satir heel verbaasd was toen zij van de 22-jarige Bandler te horen kreeg, dat zij in haar workshops steevast een zevental taalpatronen gebruikte. En die verbazing kwam niet alleen doordat Bandler die zeven taalpatronen precies wist te benoemen, maar ook omdat zij zelf zich maar van vier van die zeven patronen bewust was!Gestimuleerd door zijn bijbaantje begon Bandler aan de universiteit de colleges klinische psychologie te volgen.

Maar die vielen hem enorm tegen, want ze bleken hoofdzakelijk te gaan over de klassieke theorieën van Freud, Adler en Jungtheorieën die hij later (en in navolging van Gregory Bateson) zou bestempelen als onpraktische psycho-archeologie en psychotheologieen niet over de nieuwe ontwikkelingen waarin hij zo geïnteresseerd was. Dus vroeg hij toestemming aan de universiteit om zijn eigen workshop ‘Gestalt Awareness’ te geven. En die toestemming kreeg hij, maar op voorwaarde dat hij een docent zou vinden om zijn workshop te superviseren.

John Grinder

Die docent was John Grinder.John GrinderJohn Grinder (geb. 1939) werkte in 1972 onder Gregory Bateson aan het Kresge College als docent Taalweten­schap en had als specialisatie de Trans­­forma­tio­nele Grammatica van Chomskieen soort meta-gram­ma­tica die aan iedere andere gram­matica ten grond­slag ligt. Als voor­malig geheim agent van de CIA was hij al snel onder de in­druk van het gemak waar­­­mee Bandler allerlei patronen wist te her­ken­nen in het gedrag en het taal­­gebruik van thera­peuten als Satir en Perls. Hij was weliswaar niet des­kundig op het terrein van de psycho­therapie, maar hij was wel gewend om in de huid een ander te kruipen door zijn vroegere werk bij de CIA en door zijn taal­kundige onderzoeken van een Masai-stam in Afrika. En om­dat hij zelf al[3]experimenteerde met het model­leren van mensen die goed zijn in het leren van talen, sprak hij met Bandler af om diens work­shop te super­viseren in het kader van een breder onder­zoek naar dat­gene wat excellente mensen zo ex­cel­lent maakt.

Daar­bij zou Band­ler zijn ver­mogen in­brengen om patronen te her­ken­nen. En Grinder zou voor de taal­kun­dige analyse en onder­bouwing van die patronen zorgen.De historische contextIn 1972 was het nog een volstrekte noviteit om therapeutisch werk in groepsverband te doen (Walker 1996). Aan het begin van de jaren zeventig wordt de psychologie door drie stromingen overheerst. De dominante school is die van het Behaviorisme (Pavlov, Watson, Skinner), dat stelt dat niet de menselijke geest, maar alleen extern waarneembare en meetbare gedragingen het onderwerp van psychologisch onderzoek en theorievorming kunnen zijn. Haaks hierop staan de Psychoanalyse (Freud, Jung, Adler) en de Persoonlijkheidsleer (Cattell, Eysenck), die juist de interne psychische processen centraal stellen en zich daarbij vooral richten op neuroticisme en andere ziekteverschijnselen. En als derde stroming is er nog de Humanistische Psychologie (Maslow, Rogers), die zich primair richt op zaken als motivatie, persoonlijke groei en zelfverwerkelijking.

De therapievormen die in deze stromingen worden ontwikkeldde behavioristische gedragstherapie, de Freudiaanse psychoanalyse en de Rogeriaanse cliëntgerichte therapiezijn allemaal individueel gericht en nagenoeg geheel verbaal van aard.Tegelijkertijd zijn er in 1972 allerlei vernieuwingen in de psychologie aan de gang. Vanuit de humanistische psychologie waren de Encounter-groepen ontstaantrainingsgroepen waarin de deelnemers leren om in het hier en nu hun emotie te tonen en zo tot intensieve interpersoonlijke interacties te komen. Virginia Satir was al in de jaren vijftigtegen alle heersende opvattingen inop kleine schaal begonnen met therapiesessies, waaraan niet alleen de ‘zieke’ persoon, maar diens hele gezin deelnam. Verder was Fritz Perls in de jaren zestiggeïnspireerd door de psychoanalyticus Reich, die al in de jaren dertig had gesteld dat lichaam en geest een functionele eenheid zijngaan experimenteren met nonverbale therapiemethoden (zoals psychodrama, euritmie, Alexander-techniek en Feldenkrais).

En dan waren er nog de revolutionaire cybernetische opvattingen over communicatie en therapie uit de zogeheten Palo Alto-school (zie het kader op de volgende bladzijde).[4]De Palo Alto-schoolDe Palo Alto-school was een groep psychiaters, psychologen en antro­po­logenmet Gregory Bateson, Jay Haley, Don Jackson en Paul Watzlawick als de centrale figurendie sterk werden beïn­vloed door het werk van de hypno­therapeut Milton H. Erickson (1901-1980). Al in de jaren vijftig waren door deze groep baanbrekende theorieën over therapie en com­muni­catie gefor­muleerd op basis van prin­cipes uit de wis­kundige logica, de sys­teem­theorie, de spel­theorie en de cybernetica.Het belangrijkste werk van de school vond plaats in twee onderzoeks­centra in Palo Alto: het Veterans Administration Hospital (waar men vanaf 1952 onder leiding van Bateson onderzoek deed naar logische para­doxen in de communicatie) en het Mental Research Institute (waar men vanaf 1959 onder leiding van Satir onderzoek deed naar gezinssystemen en gezins­therapie).

In 1967 werd door Watzlawick het Brief Therapy Center op­gericht om onder­zoek te doen naar de therapievormen van Jackson en Erick­son. In 1968 werd Satir directeur van het Esalen Institute in Big Sur, waar ook Perls en Bateson aan het eind van hun leven werk­zaam zijn geweest.Ideeën uit de Palo Alto-school waar­op Bandler en Grinder later zouden voort­­bordu­ren, zijn: dat je niet kunt niet-communiceren (alles wat je zegt en doet is com­muni­catie); dat communicatie altijd wis­sel­werking is (je kunt niet in je eentje dominant of intro­vert zijn); dat er bij communi­catie al­tijd sprake is van meerdere niveaus tege­lijk (bijv. wat je zegt en hoe je het zegt); en dat er op die verschil­lende niveaus paradoxale of in­con­gruente bood­schappen kun­nen worden uitgewisseld (bijv. ja zeggen en neeknik­ken).Via de Palo Alto-school zijn begrippen als dubbele bin­ding (‘double bind’), feed­back en meta­-communicatiegemeengoed geworden. Zie Bateson (1972, 1979), Marc & Picard (1984), Watzla­wick e.a. (1967) en Watz­lawick e.a. (1974).

De workshops en het MetamodelDoor hun onorthodoxe karakter (en gegeven het tijdsbeeld waarin ze plaats­vonden) waren de workshops van Bandler van meet af aan een enorm suc­ces. Aanvankelijk waren ze niet veel meer dan een mengel­moes van psycho­drama en de patronen die hij van Satir en Perls had afgekeken. Maar al gauw werd er in de workshops druk geëxperimen­teerd met aller­lei andere technieken, zoals Rolfing (mas­sage), Reich­iaanse therapie en tijdregressie. Ook het werken met delen werd uitge­probeerd: diverse deel­nemers beelden ver­schil­­lende aspecten van iemands conflict uit en de persoon zelf gaat met die personificaties in gesprek. Het concept van ‘delen’ (of sub­per­soon­lijk­-[5]heden) was af­komstig van Perls, maar door dat concept te koppelen aan de door Satir ontwikkelde tech­niek van de Parts’ Partywaarbij tot wel tien per­sonen de ge­zins­constellatie van de cliënt uit­beeldenhad Bandler daar zijn eigen variant van gemaakt. Dit werken met delen, maar dan zonder het element van psy­cho­drama, is altijd een cen­traal onderdeel van NLP ge­bleven.

In 1972 en 1973 waren de workshops voor Bandler en Grinder voor­al een proeftuin voor het uitproberen van allerlei be­staande en nieuwe tech­nieken. Letterlijk ‘learning by doing’ duswaarbij super­visor Grinder meest­al meer de leer­ling van student Band­ler was dan andersom. Maar dat veranderde toen zij in 1974 gingen experimen­teren met hun Meta­model, een systeem van specifieke door­vraag­techniekenGrinder noemt ze later Precisie­vragendat geënt is op de taalpatronen van Perls en Satir, de Alge­mene Seman­tiek van Korzybski en de Trans­formationele Gram­ma­tica van Chomski.

Vol­gens McClendon (1989) zijn deze workshops over het Metamodel de daad­werke­lijke geboorte van NLP geweest. Ener­zijds, om­dat het Meta­model het eerste originele NLP-model is. Maar ander­zijds ook, omdat in deze work­shops een harde kern van deelnemers ont­stond, die later veel aan de ont­wikkeling van NLP heeft bijgedragenzo­als Leslie Cameron, Judith De­Lozier, Robert Dilts, Steve Gilligan, David Gordon, Byron Lewis en Frank Pucelik.Hierna volgen de gebeurtenissen zich snel op. In hun modellerings­onder­zoeken van Perls en Satir hadden Bandler en Grinder al ge­merkt, dat deze therapeuten zeer zin­tuigspecifieke taal gebruiken. Een en ander kwam in een nieuw daglicht te staan, toen tijdens een van de work­shops werd op­ge­merkt, dat er een opval­lend ver­band is tus­sen iemands blik­richting en het soort woor­den dat hij of zij gebruikt. Is de blik naar boven gericht, dan hoor je vooral visuele taal.

Kijkt iemand naar rechts­onder, dan krijgen gevoels­woorden de overhand. Dit leidde ter plekke tot de vraag, of mensen daad­werkelijk beelden in gedach­ten zien als ze visuele taal ge­bruiken en of ze daad­werkelijk iets voelen als ze naar beneden kijken. Uit nader onder­zoek bleek, dat het antwoord op beide vragen zeer waar­schijnlijk ja is (McClen­don 1989).Milton EricksonIn 1975 komen Bandler en Grinder via Gregory Bateson in contact met de befaamde arts en hyp­notherapeut Milton Erickson. En hier­mee komt NLP in een stroom­versnel­ling. Het model­lerings­onder­zoek dat zij van Erickson[6]verrichten, levert niet al­leen allerlei nieuwe taalpatronen op (het zogeheten Milton-model), maar ook een scala aan nieuwe inzichten en technieken: af­stemmen en leiden; het gebruik van meta­foren; het herkaderen; het trans­derivationeel zoeken (naar eerdere of andere ervaringen die met een pro­bleem te maken heb­ben); en het ankeren. Bovendien maakt het onder­­zoek van Erickson duidelijk, hoe in­vloedrijk de voor­onderstellingen en over­tuigingen zijn, van waaruit een therapeut werktvolgens Grinder, DeLozier & Bandler (1977) kun je het succes van Erickson vrijwel geheel verklaren vanuit diens over­tuigingen:

1. dat alle com­municatie en al het ge­drag (ook weer­stand) van een cliënt nuttige in­for­matie oplevert voor het veranderings­proces, en

2. dat een cliënt alle hulpbron­nen die hij of zij nodig heeft om te veranderen, reeds beschik­baar heeft (en dat het dus niet de taak van de therapeut is om inhoudelijke oplossingen aan te dragen, maar wel om er­voor te zor­gen dat de cliënt de aanwezige hulp­bronnen leert aan te boren).Deze nieuwe inzichten worden door Bandler en Grinder meteen ver­taald in allerlei nieuwe technieken, waarmee in de workshops druk wordt ge­oefend: de suggestieve taal­patronen van het Milton-model; het gebruik van therapeutische metaforen; posi­tieve en negatieve halluci­naties (iets zien wat er niet is en iets niet zien wat er wel is); het leggen van ankers in de verschillende zintuig­syste­men; trance-inducties; je interne dia­loog stil leren zetten; up­time (in het hier en nu en met de aandacht vol­ledig bij de ander) zijn; en mind reading (iemands gedachten leren ‘lezen’ door heel goed te letten op nonverbale informatiezoals oog­bewegingen, stempatronen, houding en de in­congruenties daarin).Het hart van NLP: de theorievan de representatiesystemenHet onderzoek van Erickson is voor Bandler en Grinder tevens aanleiding om hun theorie van de representatiesystemen verder uit te werken. Simpel gesteld komt deze theorie er op neer, dat het menselijke denken bestaat uit zintuiglijke weergaven: zien, horen, voelen, ruiken en proeven zijn niet alleen de zintuiglijke modaliteiten waarmee wij met de buitenwereld communiceren, maar het zijn ook de modaliteiten waarmee wij in onze gedachten een mentale weergave (kaart of model) van die buitenwereld maken. Daarmee beweren zij op zich niets nieuws, want deze theorie heeft vanaf de Griekse oudheid (Plato, Aristoteles) tot aan het begin van de twintigste eeuw (Fechner, Galton, James) de westerse psychologie gedomineerd en[7]De ‘imagery debates’ in de cognitieve wetenschappenDe centrale stelling van het Behaviorismedat mentale verschijnselen niet relevant zijn voor psychologisch onderzoekwas al in de jaren zestig onder vuur gekomen door het werk van Chomski en door de opkomst van de Kunst­­matige Intelligentie. De psycholoog Paivio had aangetoond, dat je reeksen woor­den gemakkelijker kunt leren als je je bij die woorden beel­den voorstelt. En baanbrekend onderzoek van Shepard had laten zien, dat mensen niet alleen in beelden kunnen den­ken, maar ook in hun gedachten com­plexe transformaties op die beelden kunnen toe­passen.Deze bevin­din­gen leidden in de jaren zeventig tot de zoge­heten imagery debates in de cognitieve wetenschappen. Kernvragen waren: Denken wij uit­sluitend in taal? Of kan ons brein informatie ook zintuiglijk weergeven en opslaan? De ene partij (Pylyshyn e.a.) hield vol, dat alle cogni­tieve pro­ces­senpropositioneel (taal, regels en symbolen) van aard zijn en dat de beel­den die wij in­trospectief erva­ren, daar louter bij­ver­schijnselen van zijn. De andere partij (Kosslyn e.a.) stelde daar tegenover, dat men­tale voor­stel­lin­gen zeer wel óók depictief (beelden, geluiden, geuren e.d.) kunnen zijn.Door nieuwe theorie­vorming in de jaren tachtig over de modulaire wer­king van de hersenen en met de opkomst van moder­ne scantechnie­ken (zoals PET-scans en fMRI) in de jaren negentig, lijken deze debatten uit­ein­delijk in het voor­deel van de tweede partij te zijn beslist (maar zie Pylyshyn 2002).Volgens Kosslyn (1994) is er nu allerlei bewijs: 1. dat mentale voor­stel­lin­gen niet alleen propo­sitioneel zijn, maar letterlijk als beeld of plaatje door ons brein kun­nen worden weer­gegeven en opgeslagen; 2. dat onze ver­wach­tin­gen van invloed zijn op hoe wij die weergaven vormgeven; 3. dat men­sen de ken­merken van hun weer­gaven bewust kunnen veranderen (Kosslyn noemt o.a. beweging, rotatie, grootte, vorm en zoom­niveau); en 4. dat daar­bij het ene zintuig­systeem (bijv. visuele beel­den) het andere zin­tuigsysteem (bijv. de motoriek) kan beïn­vloeden. Een en ander lijkt de cen­trale aanname van NLPdat ons denken uit zintuig­lijke modaliteiten en sub­modaliteiten bestaatgoed te ondersteunen. Zie ook Thomas (1989), Damasio (1994), Thagard (1996) en Johnston (1999).speelt vanaf de jaren zeventig ook in de moderne cognitiewetenschap weer een belangrijke rol (zie bijv. Dennett 1981, Thomas 2001, 2003, 2004 en het kader hierboven).Bandler en Grinder voegen hier nu echter twee nieuwe elementen aan toe. Ten eerste, dat deze weergaven niet willekeurig ontstaan, maar herkenbare patronen en regelmatigheden vertonen: De denkstrategieën die iemand gebruikt om ergens in uit te blinkenmaar ook de denkstrategieën die iemand gebruikt om zichzelf depressief te makenbestaan uit vaste patronen[8]van innerlijke mentale beelden, geluiden en gevoelens. Ze zijn dus een soort software die iemand (meestal onbewust) ‘gebruikt’ om tot een bepaald eindresultaat (actie of gevoelstoestand) te komen (zie Dilts e.a. 1980).Het tweede element is de stelling, dat het vooral de submodaliteiten van een weergave zijn, die bepalen welke betekenis die weergave heeft en met welke intensiteit zij wordt ervaren. Submodaliteiten zijn de specifieke kenmerken van een mentale weergave. Denk aan de helderheid, de kleur en de vorm van een beeld (visuele submodaliteiten); het ritme, de toonhoogte en het volume van een geluid (auditieve submodaliteiten); of de kwaliteit, de intensiteit en de plaats in het lichaam van een gevoel (kinesthetische submodaliteiten): ‘For instance, as you remember a pleasant experience, the degree of pleasure you have in that memory is a direct consequence of the color, size, brightness and distance of the visual image you hold in your mind’s eye’ (Bandler & MacDonald 1988: 2).Van deze submodaliteiten is voor het eerst sprake in Gordon (1978). Al snel worden aller­lei NLP-technieken (zoals de Swish en de VK-Dissociatie) ont­wikkeld, die gebaseerd zijn op het veranderen van deze submodaliteiten (zie bijv. Bandler 1985).Deze theorie van de representatiesystemen (of denkmodaliteiten) wordt het hart van NLP. En vanaf nu zien we NLP langs drie lijnen verder groeien: 1. Er worden technie­ken ontwik­keld om denk­patronen in kaart te brengen. Een voorbeeld is het model van de Eye Acces­sing Cues, dat stelt dat je aan iemands oogbewegingen kunt zien, welke denk­patronen hij of zij door­loopt. 2. Er worden therapeutische tech­nieken ontwikkeld om iemands denk­patronen te veran­deren. Voor­beelden zijn de technieken vanZesstaps Her­kaderen en de Fast Phobia Cure. 3. En er worden model­lerings­technieken ontwikkeld om de denk­strategie van iemand die er­gens goed in is, in kaart te brengen en die vervolgens aan iemand anders te leren.In 1976 ontwikkelen Bandler en Grinder ook een formeel notatie­sys­teem om deze denk­strategieën en denkpatronen te beschrijven. De kern van dit sys­­teem zijn de letters VAKOG: de afkorting van visueel(zien), auditief (ho­ren), kinesthetisch (voelen), olfactoir (ruiken) en gustatoir (proeven). Men noemt dit ook wel de 4-tuple (V, A, K en O/G).Een kennisexplosieHoe snel NLP in deze periode groeit, blijkt wel uit de stroom boeken die in een paar jaar tijd door Band­ler en Grinder worden gepubli­ceerd:[9]In 1973 en 1975 verschijnen er drie bundels over Frederick Perls, met daarin de door Bandler gemaakte transscripties van diens werk: The Gestalt Approach (Perls 1973), Eye Witness to Therapy (Perls 1973) en Legacy from Fritz (Perls & Baumgardner 1975).In 1975 verschijnt The Structure of Magic, A book about lan­guage and therapy (met lovende voor­woorden van Satir en Bateson), waar­in Bandler en Grinder het Meta­model en zijn toepassingen be­schrijven. Later zal Bandler (1993: 82) beweren, dat dit boek zijn dissertatie was (maar zie Clancy & Yorkshire 1989).In 1975 verschijnt het eerste deel van Patterns of the Hypnotic Techniques of Milton H. Erickson, M.D. (met een vrij kritisch voorwoord van Erickson zelf), waarin Bandler en Grinder de taalpatronen uit hun modellerings­onderzoek van Erickson beschrijven.In 1976 verschijnt The Structure of Magic II, A book about communication & change, met hoofdstukken over de representatie­systemen, incongru­en­tie, het Metamodel en gezins­therapie.In 1976 verschijnt Changing with Families (met Virginia als co-auteur) over het werk van Satir in de complexe dynamiek van de gezins­situatie.In 1977 verschijnt deel 2 van Patterns of the Hypnotic Techniques of Milton H. Erickson, M.D.(met Judith DeLozier als co-auteur), met daarin een uitvoerige beschrijving van de theorie van de re­pre­sentatie­systemen en het notatiesysteem van de 4-tuple (VAKOG).Ook zakelijk gaat het Bandler en Grinder voor de wind. Hun workshops beginnen nationale bekendheid te krijgen en zijn al ver van tevoren volgeboekt. Eind 1976 begint het zelfs op een ‘hype’ te lijken: na afloop van een workshop in Las Vegas schrijven bijna alle honderd deelnemers zich ter plekke op de volgende workshop in (McClendon 1989). In 1979 wordt de Society of Neuro-Linguistic Programming opgericht, een samenwerkingsverband van de bedrijven Not Ltd. van Bandler en Unlimited Ltd. van Grinder. In 1980 bedraagt de omzet van alleen Not Ltd. al meer dan 800.000 dollar (Clancy & Yorkshire 1989).Uithuilen en opnieuw beginnenLangzaam beginnen zich echter ook de signalen van een overgangsperiode af te tekenen. Leslie Cameron en Judith DeLozier gaan hun eigen NLP-workshops geven. En die trekken door hun rustige en onderbouwde aanpak een heel ander publiek dan de humoristische en in sneltreinvaart gegeven workshops[10]van Bandler en Grinder. Leslie Cameron trouwt in 1978 met Richard Bandler en vormt daarna met Maribeth Anderson, David Gordon en Robert Dilts de Division of Training and Research (DOTAR). Robert Dilts wordt door Bandler en Grinder gevraagd om een overkoepelend handboek over NLP te schrijven: het in 1978 voltooide, maar pas in 1980 gepubliceerde Neuro-Linguistic Programming, Volume 1: The Study of the Structure of Subjective Experience (latere delen zijn nooit verschenen). In 1978 sluit Steve Andreas zich bij de groep aan en begint in 1979, samen met zijn vrouw Connirae, het eerste NLP-trainingsinstituut: NLP Comprehensive in Boulder, Colorado.Verder hebben Bandler en Grinder zo hun persoonlijke problemen: John Grinder wordt door de universiteit de wacht aan­gezegd, om­dat zijn colleges (die in de wandelgang inmiddels Mindfucking 101heten) meer over trance-inducties gaan dan over lin­guïs­tiek. En Richard Bandler lijkt de weelde van het succes niet te kunnen dragen: Hij gaat cocaïne ge­bruiken en ligt steeds meer over­hoop met zijn omgeving (Lady 1990). Het gevolg is dat zowel zijn huwelijk met Leslie Cameron als zijn samenwerking met John Grinder op gespannen voet komen te staan (Clancy & Yorkshire 1989, Lady 1990).Eind 1980 besluiten ook Bandler en Grinder om ieder hun eigen weg te gaan. Maar dat geeft problemen omdat bij de oprichting van de Society of Neuro-Linguistic Programming is afgesproken dat alleen DOTAR (onderdeel van Bandlers Not Ltd.) het recht heeft om NLP-trainingen te geven en deelnemers te certificeren. Als Grinder zich niet aan die afspraak houdt, spant Bandler een rechtszaak tegen hem aan. Maar zover komt het niet, want in oktober 1981 wordt de zaak geschikt: het samenwerkingsverband tussen Bandler en Grinder wordt beëindigd, de rechten van Grinder en Unlimited Ltd. gaan naar Not Ltd.en Not Ltd.wordt de enige eigenaar van de Society of Neuro-Linguistic Programming (Yonts 1999).Grinder gaat hierna een samenwerkingsverband aan met Judith DeLozier, met wie hij Grinder, DeLozier & Associates opricht en de New Coding-variant[11]van NLP ontwikkelt (DeLozier & Grinder 1987, DeLozier 1995). Nadat ook deze samenwerking tot een eind is gekomen, sluit hij zich in 1989 aan bij het instituut Quantum Leap van Carmen Bostic St. Clair.Richard Bandler komt door zijn drugsgebruik in een diep dal terecht. Hij blijft wel trainingen geven, maar verwaarloost zijn zaak en in 1983 wordt Not Ltd. failliet verklaard. John Grinder doet er meteen een bod op, maar dankzij de financiële steun van een aantal sponsorsdie hij in de Bandler Group heeft verenigdkan Bandler voorkomen dat Grinder de rechten op NLP voor een appel en een ei te pakken krijgt. Op 3 november 1986 wordt Bandler gearresteerd voor de moord op de prostituée Corine Christensen. Hoewel vaststaat dat hij bij die moord aanwezig is geweest, wordt hij na een proces van drie maanden toch vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. Daarna is het geruime tijd vrij rustig rond zijn persoon. Maar halverwege de jaren negentig komt Bandler weer in het nieuws doordat hij met juridische stappen dreigt tegen het New Age Forum van CompuServe, waar volgens hem een illegale kopie van zijnBandler Unplugged-interview is geplaatst. En in 1997 schrikt hij de hele NLP-gemeenschap op doordat hij een proces aanspant tegen John Grinder en andere prominente NLP’ers, die hij (wederom) beschuldigt van contractbreuk en diefstal van het intellectuele eigendom van NLP. Dat proces zal hij in 1999 echter verliezen [*].Twee-stromenlandMet de publicatie van Neuro-Linguistic Programming: Volume 1 wordt feitelijk een tijdvak afgesloten. Volgens Lee LadyNLP’er en docent wiskunde aan de Universiteit van Hawaïverandert NLP hierna al gauw van een serieuze, wetenschappelijke discipline in een how to-stroming, die grotendeels in de greep van de commercie terecht komt. De wetenschappelijke kant (gebaseerd op het werk van Chomski, Miller en de Palo Alto-school) blijft wel bestaan, maar wordt nog slechts door een enkeling (Lady noemt DeLozier, Dilts en Epstein) verder uitgewerkt. Er verschijnen nog enkele transscripties van workshops in boekvorm op naam van Bandler (Magic in Action, Using Your Brain for a Change) en Bandler & Grinder (Frogs into Princes, Reframing, Trance-Formations), maar verder zijn vanaf 1980 de meeste publicaties[*] Zie Robbins (1996), Grinder (1997), Bandler (1998) en de uitspraak van rechter Yonts (1999) die ook informatie bevat over de processen uit 1981 en 1983. Clancy & Yorkshire (1989) is een artikel over de moord op Christensen. Het Bandler Unplugged-interview staat op de website van NLP Seminars Group International.[12]gepopulariseerde doe-het-zelf-boeken, die vaak met een behoorlijk commercieel New Age-sausje zijn overgoten. Een aantal daarvan verdient zeker het predikaat uitstekendbijvoorbeeld de boeken van Leslie Cameron-Bandler en Connirae & Steve Andreasmaar veel andere zijn slechts oppervlakkige tsjakkaa-geschriften die weinig tot niets met NLP in zijn oorspronkelijke vorm te maken hebben. Lady (1993) besluit dan ook:This is unfortunate. NLP started out, in my opinion, with some very astute gues­ses as to the way the brain operates. NLP’ers never claimed that they were giving a scientifically accurate picture of the structure of the brain, they simply claimed that they were giving a model which seemed to explain the phenomenology of cognition (and affect, and beha­vior). A lot of these ideas were never written down very coherently (and it’s possible that some of them may only exist in my own head, in my own interpretation of NLP), but I think that they are now being con­firmed to a surprising extent by current research in neuropsychology.NLP en de wetenschapEn dat Lady met die laatste zin wel eens gelijk zou kunnen hebben, blijkt als je de recente publicaties uit de cognitieve wetenschappen erop naleest. Zo stelt Thomas (1989) dat in de imagery debates (zie hierboven) vrijwel niemand nog ontkent dat de subjectieve ervaring van mentale beelden echt is, maar dat de discussie vooral gaat over de vragen of die beelden een cognitieve functie hebben en of ze letterlijk als beeld in ons brein worden opgeslagen. Thagard (1996: hst. 6) betoogt, dat talrijke computerstudies en neuropsychologische overwegingen aantonen, dat ons brein niet alleen in woorden, maar ook in beelden denkt: ‘Visual and other kinds of images play an important role in human thinking. Pictorial representations capture visual and spatial information in a much more usable form than lengthy verbal descriptions.’ Damasio (1994: hst. 5) laat zien, dat wij iets pas kunnen weten als wij ons er een mentale voorstelling van kunnen maken: ‘Most of the words we use in our inner speech, before speaking or writing a sentence, exist as auditory or visual images in our consciousness. If they did not become images, however fleetingly, they would not be anything we could know.’ Kosslyn (1994) beschrijft hoe ons brein in staat is om zintuiglijke beelden te vormen en oppert daarbij een paar keer de mogelijkheid, dat het niet alleen de beelden, maar vooral hun kenmerken (in NLP-termen: hun submodaliteiten) zijn, die bepalen hoe wij die beelden ervaren en hoe wij onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie. Johnston (1999) gaat zelfs[13]zover, dat hij op evolutionaire gronden beargumenteert, dat ons denken alleen maar uit zintuiglijke weergaven kán bestaan!Tegen deze achtergrond is het natuurlijk bijzonder jammer, dat NLP en de academische psycho­logie twee volstrekt gescheiden werelden lijken te zijn. Voor een deel is de NLP-gemeen­schap daar zelf debet aan, want men heeft zich van meet af aan tegen weten­schappelijk onder­­zoek verzet door te stel­len dat NLP geen theorie, maar alleen maar een beschrijvend model is. En van een beschrijvend model kun je niet zeg­gen, dat het waar of niet waar is, hooguit dat het werkt of nieten dat laatste kunnen de gebruiker en/of de cliënt het beste zelf be­palen (Bretto 1988). Maar het is zeer twijfel­achtig of dit ‘instrumen­tele’ standpunt valide is (zie bijv. Popper 1963: hst. 3).Anderzijds valt ook de acade­mische wereld be­paald niet vrij te pleiten. Volgens Weerth (1992) berust de kritiek die men daar op NLP heeft, op al­­ler­lei mis­vattingen, doordat men zich hoofd­zakelijk richt op com­mer­ciële publicatiesvan ‘motivational speakers’ zoals Ross Jeffries, Dale Kirby, Tony Robbins en, sinds 1980, in toe­nemende mate ook Richard Bandleren niet of nauwelijks op het oor­spronkelijke, serieuze werk uit de jaren zeventig en tachtig van Band­ler, Grin­der, Dilts en anderen. Drie voor­beel­den van zulke kritiek zijn Vroon (1990), Levelt (1996) en Carroll (2002).De discussie over de merites van NLP lijkt trouwens verdacht veel op het methodologische gekissebis uit de imagery debates zoals Kosslyn (1994) die beschrijft. Men leze bijvoorbeeld Hollander (1999) en de reactie van McKergow (2000) daar op.Gelukkig is er de laatste jaren ook sprake van enige integratie.In 2000 heb­ben Robert Dilts en Judith DeLozier de zeer uitgebreide Ency­clo­pedia of Sys­tem­ic Neuro-Linguistic Program­ming and NLP New Coding ge­publiceerd, met als doel om tot een unifor­me en onder­bouw­de beschrijving van de vele concepten en technieken van NLP te komen.Vanuit de Duitse academische wereldwaar men van oudsher veel meer oog voor theorievorming heeft gehad dan in de ‘pragmatische’ Amerikaanse psychologiezijn diverse wetenschapstheoretische studies naar de merites van NLP verricht. Zo geeft Weerth (1992) een beschrijving van de theorie van de representatiesystemen en vergelijkt hij die met soortgelijke ideeën uit andere psychologische scholen. Walker (1996) laat in zijn proefschrift zien, hoe NLP voortbouwt op het gedachtengoed van Perls, Erickson en de Palo Alto-school en hoe het daar allerlei nieuwe ideeën en methodieken aan heeft toegevoegd.[14]Tenslotte lijkt het er op, dat het behavioristische taboe in de psychologie om onderzoek te doen naar subjectieve ervaringen en denkprocessen, zijn langste tijd gehad heeft. Al jaren geleden hebben Varela, Thompson & Rosch (1991) erop gewezen, dat dit taboe tot een enorme kloof tussen wetenschap en praktijk leidt: aan de ene kant weten we van alles over de werking van de hersenen, het zenuwstelsel en extern gedrag, maar aan de andere kant hebben we er geen flauw idee van, hoe we die zogenaamde ‘harde’ kennis kunnen vertalen naar de subjectieve belevingswereld van bijvoorbeeld de psychotherapie, het onderwijs en het management. Varela & Shear (1999) raden aan om deze kloof te dichten door het klassieke introspectieve onderzoek weer zijn rechtmatige plaats in de psychologie terug te geven. Daarbij wordt NLP een paar keer genoemd als een ‘highly sophisticated’ praktijkmethode die zich uitstekend voor dit soort onderzoek zou kunnen lenen.

Literatuur

Bandler, Richard (1984), Magic in Action, Meta Publications, Cupertino.Bandler, Richard (1985), Using Your Brain for a Change, Real People Press, Moab. Ned. vert. Hoe haal je wat in je hoofd, Servire, Katwijk 1987.Bandler, Richard (1993), Time for a Change, Meta Publications, Cupertino.Bandler, Richard (1998), Richard Bandler’s Statement. Op www.nlp.biz/NLP/faq35.htm staat Bandlers eigen visie op zijn lawsuit tegen Grinder e.a.Bandler, Richard & John Grinder (1975), The Structure of Magic, Science and Behaviour Books, Palo Alto. Ned. vert. De structuur van de magie, Ambo, Baarn 1977.Bandler, Richard & John Grinder (1975), Patterns of the Hypnotic Techniques of Milton H. Erickson MD, Vol. 1, Meta Publications, Cupertino. Ned. vert. Hypnotherapie: Het gebruik van de taal volgens de methoden van Milton H. Erickson, De Toorts, Haarlem 1979.Bandler, Richard & John Grinder (1979), Frogs into Princes, Real People Press, Moab. Ned. vert.De Betovering van de Taal, De Toorts, Haarlem 1981.Bandler, Richard & John Grinder (1982), Reframing – Neuro-Linguistic Programming and the transformation of meaning, Real People Press, Moab. Ned. vert. Hoe je het ook kunt bekijken, Servire, Katwijk 1988.Bandler, Richard, John Grinder & Virginia Satir (1976), Changing with Families, Science and Behavior Books, Palo Alto. Ned. vert. Verandering door gezinsbehandeling, Van Loghum Slaterus, Deventer 1979.Bandler, Richard & Will McDonald (1988), An Insider’s Guide to Sub-Modalities, Meta Publications, Cupertino.Barrett, Louise, Robin Dunbar & John Lycett (2002), Human Evolutionary Psychology, Palgrave, Basingstoke.Bateson, Gregory (1972), Steps to an Ecology of Mind, Chandler Publishing Company, New York.Bateson, Gregory (1979), Mind and Nature, A neceassary unity, Dutton, New York. Ned. vert. Het verbindend patroon, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1984.Bretto Milliner, Charlotte (1988), A Framework for Excellence: A Resource Manual for NLP, Grinder & Associates, Scotts Valley.Cameron-Bandler, Leslie (1985), Solutions – Enhancing Love, Sex and Relationships, Real People Press, Moab. Oorspr. uitg. They Lived Happily Ever After(1978).Cameron-Bandler, Leslie & Michael Lebeau (1986), The Emotional Hostage – Rescuing your emotional life, Real People Press, Moab.Carroll, Robert T. (1994-2002), ‘Neuro-Linguistic Programming (NLP)’, lemma in The Skeptic Dictionary op http://skepdic.com.Clancy, Frank & Heidi Yorkshire (1989), ‘The Bandler Method’, in Mother Jones’ Magazine van feb-mrt 1989. Online te lezen op www.geocities.com/bandlertrial/index.html.Damasio, Antonio (1994), Descartes’ Error – Emotion, reason and the human brain, Putnam, New York.DeLozier, Judith (1995), ‘Mastery, New Coding and Systemic NLP’. In NLP World, Vol. 2, No. 1. Online te lezen op www.seishindo.org/judith_delozier.html.DeLozier, Judith & John Grinder (1987), Turtles All The Way Down: Prerequisites to personal genius, Grinder & Associates, Scotts Valley.Dennet, Daniel (1981), Brainstorms – Philosophical Essays on Mind and Psychology, Harvester Press, Brighton.Dilts, Robert & Judith DeLozier (2000), Encyclopedia of Systemic Neuro-Linguistic Programming and NLP New Coding, NLP University Press, Scotts Valley. Ook ‘online’ te raadplegen op www.nlpu.com.Dilts, Robert, John Grinder, Richard Bandler & Judith DeLozier (1980), Neuro-Linguistic Programming, Vol. 1: The study of the structure of subjective experience, Meta Publications, Cupertino.Gordon, David (1978), Therapeutic Metaphors, Meta Publications, Cupertino.Grinder, John (1997), Statement to Bandler’s Lawsuit, online beschikbaar op de websitewww.nlp.de/aktuell/arc/tm_grinder-e.htm.Grinder, John & Richard Bandler (1976), The Structure of Magic II, Science and Behaviour Books, Palo Alto.Grinder, John & Richard Bandler (1981), Trance-Formations, Real People Press, Moab. Ned. vert.In Trance-Formatie, Servire, Katwijk 1989.Grinder, John, Judith DeLozier & Richard Bandler (1977), Patterns of the Hypnotic Techniques of Milton H. Erickson MD, Vol. 2, Meta Publications, Cupertino.Hollander, Jaap (1999), ‘NLP and Science’. In NLP World, Vol. 6, No. 3, blz. 45-75. Online te lezen in de ‘Bibliotheek’ van het IEP op www.iepdoc.nl.Johnston, Victor S. (1999), Why We Feel – The science of human emotions, Perseus Books, Cambridge.Kosslyn, Stephen M. (1994), Image and Brain – The resolution of the imagery debate, MIT Press, Cambridge.Kuhn, Thomas S. (1962), The Structure of Scientific Revolutions, The University of Chicago Press, Chicago (3e druk 1996).Lady, Lee (1990-1997), History/Roots. Series artikelen over de geschiedenis van NLP uit de nieuwsgroep sci.psychology. De verwijzingen in de tekst hierboven zijn naar History & Hist.add(1990) en Roots.1 (1993). Online te lezen op www.skepsis.nl/nlp.html.Levelt, Willem (1996), ‘Hoedt u voor Neuro-Linguïstisch Programmeren’. In Skepter, Vol. 9, Nr. 3. Online te lezen op www.skepsis.nl/nlp.html.McLendon, Terrence L. (1989), The Wild Days: NLP 1972-1981, Meta Publications, Cupertino.McKergow, Mark (2000), ‘NLP, Science and Intersubjectivity’. In NLP World, Vol. 7, No. 1, blz. 51-60.Marc, Edmond & Dominique Picard (1984), L’École de Palo Alto, Editions Renz, Parijs. Duitse vert.Bateson, Watzlawick und die Schule von Palo Alto, Philo, Berlin 2000.Nesse, Randolph M. & George C. Williams (1995), Why We Get Sick – The new science of Darwinian medicine, Times Books, New York. Pocketuitgave: Evolution and Healing, Phoenix, London 1997.NLP Seminars Group International. Het Bandler Unplugged-interview staat op de webpaginawww.purenlp.com/rbnnn.htm.Perls, Frederick S. (1973), The Gestalt Approach & Eye Witness to Therapy, Science and Behavior Books, Palo Alto.Perls, Frederick S. & Patricia Baumgardner (1975), Gifts from Lake Cowichan & Legacy from Fritz, Science and Behavior Books, Palo Alto.Popper, Karl R. (1963), Conjectures and Refutations, Routledge & Kegan Paul, Londen.Pylyshyn, Zeno W. (2002), ‘Mental Imagery: In search of a theory’, Behavioral and Brain Sciences, 25, blz. 157-237. Online te lezen op http://ruccs.rutgers.edu/faculty/zpimagery.htm.Robbins, Stever (1996), NLP & DHE (website). De tekst van de lawsuit en de reactie van Steve & Connirae Andreas daar op, staat op www.nlpschedule.com/random/lawsuit.html.Thagard, Paul (1996), Mind – Introduction to cognitive science, MIT Press, Cambridge.Thomas, Nigel J.T. (1989-2004), Imagination, Mental Imagery, Consciousness, and Cognition. Website op www.calstatela.edu/faculty/nthomas. De verwijzingen zijn naar ‘Experience and Theory as Determinants of Attitudes toward Mental Representation’ (1989), ‘Entry on Mental Imagery from the Stanford Encyclopedia of Philosophy’ (2001), ‘An Introduction to the Science and Philosophy of Mental Imagery’ (2003) en ‘Entry on Imagination in the online Dictionary of Philosophy of Mind’ (2004).Varela, Francisco, Evan Thompson & Eleanor Rosch (1991), The Embodied Mind: Cognitive science and human experience, MIT Press, Cambridge.Varela, Francisco & Jonathan Shear (red.) (1999), The View From Within: First-person approaches to the study of consciousness, Imprint Academic, Thorverton. De verwijzingen naar NLP staan o.a. op blz. 28-29 en in hst. 3.Vroon, Piet (1990), ‘Neurolinguïstisch Programmeren’. In Kopzorgen, Uitgeverij Maarten Muntinga, Amsterdam, blz. 61-65.Walker, Wolfgang (1996), Abenteuer Kommunikation, Klett-Cotta, Stuttgart.Watzlawick, Paul, Janet H. Beavin & Don D. Jackson (1967), Pragmatics of Human Communication, W.W. Norton & Company, New York. Ned. vert. De Pragmatische Aspecten van de Menselijke Communicatie, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 1970 (1991).Watzlawick, Paul, John Weakland & Richard Fisch (1974), Change – Principles of problem formation and problem resolution, W.W. Norton & Company, New York.Weerth, Rupprecht (1992), NLP & Imagination – Grundannahmen, Methoden, Möglichkeiten und Grenzen, Junfermann Verlag, Paderborn.Yonts, Robert B. (1999), Uitspraak in het proces van Richard Bandler tegen John Grinder e.a.Online te lezen op www.nlp.biz/NLP/lawsuit.htm.